woensdag, augustus 30, 2006

Toerist in eigen stad
Vandaag was ik toerist in eigen stad. Ik heb een week vrij tussen de ulpan en de start van de yeshiva en vind het heerlijk 's ochtends zonder plan weg te gaan en te zien waar mijn voeten mij brengen. Vandaag was dat de oude stad. Nu is het voor mij lastig dat mensen van zeer uiteenlopende achtergronden dit weblog lezen: Joden en niet-Joden, mensen die Jeruzalem goed kennen en mensen die er nog nooit zijn geweest. Ik moet dus proberen een evenwicht te vinden in wat ik schrijf en zal voor sommigen soms ten overvloede iets uitleggen.
De oude stad blijft een fascinerende plek waar ik steeds nieuwe steegjes, trappetjes en uitzichten ontdek, een plek om zonder kaart te zwerven en te zien wat er op je pad komt. Op een schaal van ongeveer een vierkante kilomter vind je de drie monotheistische religies met ieder hun eigen sfeer en cultuur. Een groter contrast is niet denkbaar. Via de shuq (de Aarabische markt) kwam ik uit bij de Heilig Grafkerk, een bizar bouwsel, niet echt mooi maar wel intrigerend. Iedere stroming in het christendom heeft er zijn eigen territorium, maar een moslim beheert de sleutel om problemen, die er in het verleden veelvuldig zijn geweest, te voorkomen. Van een Grieks-orthodoxe kerk sta je in een paar stappen in een moderne kerk van de Jezuiten of een uitbundig versierd Syrisch-orthodox altaar. De Syriers doen hun diensten trouwens in het Aramees, de taal waarin onze Talmud grotendeels is geschreven.
En terwijl ik rondliep in de kerk hoorde ik de muezzin van de naastgelegen moskee oproepen tot het middaggebed. Dat is een van de aspekten die deze stad zo fascinerend maakt. Net als de letterlijk vele lagen waaruit deze stad bestaat. Want ga je vanuit de Heilig Grafkerk via een aantal kapelletjes en nauwe trappen omhoog, dan kom je op een dak waar de Ethiopische kopten wonen, mooie, statige mannen die een grote rust en waardigheid uitstralen. En vandaar wandel je zo de moslim wijk in. Even verderop kun je in de oude stad een trap omhoog en sta je opeens in een orthodox-Joodse wereld: mannen met peijes en tefillin die zich schichtig over de daken voortbewegen, terwijl uit de luchtgaten de geuren en de geluiden van de Arabische markt opstijgen.
Dezelfde gelaagdheid vind je terug in de bouwwerken: een moskee gebouwd op een kruisvaarderskerk die staat op de fundamenten van iets vroeg-christelijks met daaronder resten van Joodse beschaving. Het meest extreme voorbeeld dat ik ken is het graf van de profeet Samuel, op een heuvel iets ten noorden van Jeruzalem, waar een moskee boven een synagoge ligt. Beide zijn nog in gebruik. Ik was er een keer op vrijdagmiddag, de moslims waren net aan het bidden en de ultra-orthodoxe Joden op weg naar het mikwe (rituele bad) ter voorbereiding op de sjabbat. Een bizarre en bijna onwerkelijke ervaring.
Maar terug naar de oude stad. Een bezoek aan de shuq geeft mij altijd gemengde gevoelens. Ik koop er soms kadootjes om mee naar Nederland te nemen, maar heb altijd moeite met de opdringerige verkopers. Ja, ze hebben het zwaar met zo weinig toeristen, maar door hun gedrag nodigen ze niet uit om eens rustig te kijken, want zodra je stilstaat gaan ze aan je trekken. Ik moet me altijd afschermen als ik er loop, maar dat is niet de manier zoals ik er rond zou willen lopen. Maar grappig is wel dat de kerststallen en kruizen vreedzaam naast de Fatima’s en de Joodse prullaria liggen. Religieus onderscheid wordt er niet gemaakt, handel is handel.
Als slenterend kom ik op het gedeelte van de markt waar de groente en fruit liggen, prachtige kleine ronde aubergines, okra’s, ronde broden geel gekleurd met saffraan, veel zoetigheden en vaten vol met kruiden, een feest. Maar van de bakken met darmen, tongen, pens en schapekoppen, wordt mijn maag wat weeig, zeker als ik trek heb en iets wil eten. Dus ik ben blij als de shuq opeens overgaat in het Cardo (in de Joodse wijk), de oude marktstraat die van noord naar zuid door de oude stad loopt. Het is een verademing na de shuq: rustig, schoon en geen opdringerige verkopers, hooguit wat sjofele mannetjes die om tsedaka vragen en kitscherige kunst voor de Amerikaanse toeristen.
In de oude stad verandert niet veel, hooguit wordt de mechitse (de afscheiding tussen de mannen en de vrouwen) bij de Klaagmuur steeds hoger en het vrouwengedeelte kleiner (of is dat mijn perceptie? Heb ik er steeds meer moeite mee tussen orthodoxe vrouwen te staan die mij nauwelijks ruimte geven en vinden dat zij meer recht hebben daar te bidden?). Verder is de boog die resteerde van de Hurva-synagoge afgebroken en wordt er op die plek een nieuwe synagoge gebouwd, pal naast de minaret van een moskee.
Maar waar zie je, vlak achter elkaar, een non, een Joodse vrouw en een moslima lopen, alledrie met hoofddoek, de ene wat anders dicht geknoopt dan de andere, maar wat is het verschil? Waarom gunnen we elkaar niet gewoon de ruimte om onszelf te zijn, om trouw te zijn aan onze tradities, aan onze geloofsuitingen? En ik moet denken aan dat prachtige gedicht van Judith Herzberg dat ik, waar ik ook woon, aan de muur heb hangen:
Er is nog zomer en genoeg
wat zou het loodzwaar
tillen zijn wat een gezwoeg
als iedereen niet iedereen terwille
was als iedereen niet iedereen
op handen droeg.


Een paar jaar geleden stuurde ik mijn ouders een kaart uit Jeruzalem en schreef dat ik mijn hart hier had verloren. Toen ik thuiskwam vroeg mijn moeder of ik verliefd was geworden op iemand. Nee, ik ben verliefd op deze stad en weet dat ik hier telkens zal terugkeren. Jeruzalem is verslavend.